Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2339

Datum uitspraak2003-12-23
Datum gepubliceerd2004-01-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers132489 /VZ VERZ 03-531
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

7:685 BW: vergoeding met correctiefactor c>1. Commercieel manager te snel aan de kant gezet door werkgever, hetgeen een hoge correctiefactor rechtvaardigt.


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector Kanton Locatie Leeuwarden 132489 /VZ VERZ 03-531 Uitspraak: 23 december 2003 BESCHIKKING ex artikel 7: 685 BW van de kantonrechter te Leeuwarden in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ACHMEA PERSONEEL B.V., gevestigd te Utrecht, - hierna te noemen Achmea - verzoekster, gemachtigde: mr. M.M. Govaert en mr. E.J. Henrichs, tegen [werknemer], wonende te [woonplaats], - hierna te noemen [werknemer] - verweerder, gemachtigde: mr. L.J. Steenbergen. OVERWEGINGEN ten aanzien van het procesverloop Achmea heeft bij verzoekschrift (met producties) binnengekomen ter griffie op 13 augustus 2003, verzocht de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW. Het verweerschrift (met producties) van [werknemer] is binnengekomen op 3 oktober 2003. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2003. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd die in het dossier zijn gevoegd. Vervolgens is de zaak in verband met schikkingsonderhandelingen aangehouden. De mondelinge behandeling is voortgezet op 5 december 2003. Door partijen zijn opnieuw pleitaantekeningen overgelegd. Van de mondelinge behandeling zijn aantekeningen gemaakt door de griffier. ten aanzien van de motivering 1. De feiten 1.1. [werknemer], geboren op [geboortedatum], is sedert 5 februari 1968 in dienst bij Achmea, laatstelijk in de functie van commercieel manager, tegen een (basis)salaris van € 6.844,63 bruto per maand, inclusief vakantiegeld en overige emolumenten. De eindejaarsuitkering bedraagt 8,33 % over het basissalaris en persoonlijke toeslag. Daarnaast heeft [werknemer] recht op een variabel salaris. 1.2. Een verzekeringsmaatschappij mag slechts samenwerken met een tussenpersoon die voldoet aan de eisen van de Wet Assurantie Bemiddelingsbedrijf (WABB). De tussenpersoon dient te beschikken over de relevante diploma's, alsmede over een SER-inschrijving. In januari 2002 is de Gedragscode Informatie Dienstverlening Intermediair (GIDI) van kracht geworden op grond waarvan de assurantie-intermediair verplicht is om de klant te informeren over (onder meer) zijn dienstverlening. Achmea heeft zich aan de GIDI geconformeerd. Wanneer Achmea zou samenwerken met intermediairs die de GIDI schenden, zou dat met zich mee kunnen brengen dat Achmea het risico loopt dat een eventuele aanspraak uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst bij haar komt te liggen. 1.3. In verband met het vorenstaande heeft Achmea haar beleid verscherpt en binnen haar organisatie interne regelingen en procedures vastgesteld teneinde te waarborgen dat alleen nog wordt samengewerkt met intermediairs die voldoen aan alle vereisten. 1.4. Begin juni 2003 heeft de directeur van Achmea (de heer [a]) een e-mailbericht ontvangen, waarin (voor zover thans van belang) het navolgende wordt meegedeeld: 'Via het WIS (Wandelgangeninformatiesysteem) is ons het onderstaande ter ore gekomen. Wij als bank zitten hiermee in onze maag. Als dit zou spelen bij de bank, zouden wij als IAS direct een onderzoek starten om e.e.a. duidelijk te krijgen; want misschien is het allemaal wel roddel en achterklap (…) De casus is volgens mededeling als volgt, ik citeer de wandelgang. Zo'n 2.5 jaar geleden heeft een tussenpersoon [x] zijn kantoor verkocht aan een ander. Deze [x] had niet de vereiste papieren om zelfstandig als tussenpersoon te opereren maar had personeel die dat wel had. Na een jaar besloot hij toch maar weer voor zich zelf te beginnen. Hij had hiervoor nog steeds niet de vereiste papieren. Het was dan ook moeilijk voor hem om ergens zijn productie onder te brengen. Dit lukte (door goede connecties in de persoon van [de] [werknemer]) wederom bij Avéro. Een manager van Avéro ([b]) heeft geprobeerd middels een verklaring van Avéro, het voor elkaar te krijgen dat deze tussenpersoon zonder papieren toch een SER inschrijving te krijgen. Dit werd echter niet geaccepteerd door de SER). Avero krijgt inmiddels reeds 1,5 jaar hypotheekproductie binnen via deze, dus niet bevoegde TP. Hiervoor was een provisierekening geopend via een derde tussenpersoon. Doordat er nog geen SER inschrijving was/is wordt het geld gestald op deze rekening courant. Doordat deze derde tussenpersoon financiële problemen heeft en [x] niet het risico wil lopen dat de provisie eventueel opgeëist wordt door de curator, heeft hij binnen Avéro [de] [werknemer] en [b] weten te overtuigen dat ze de provisie rekening courant op zijn eigen naam moeten zetten. Nog steeds heeft [x] niet de juiste papieren; dus dat mag helemaal niet (…) Daarnaast worden er ook hypotheken met inkomstendepots gesloten. Dit wordt ondergebracht bij Avéro Bancaire Diensten. Hier is inmiddels aan tp beheer gevraagd hoe het komt dat bij deze tussenpersoon in het systeem staat dat hij een SER inschrijving heeft. Antwoord nog onbekend, maar diverse personen denken dat [de] [werknemer] dat er door gedrukt heeft (…)' 1.5. Naar aanleiding van deze e-mail heeft Achmea een intern onderzoek doen verrichten door het Achmea Internal Audit Department (AIAD). Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt. 1.6. Op 4 juli 2003 heeft Achmea [werknemer] op basis van de bevindingen van de AIAD geschorst. Op 29 juli 2003 heeft nog een gesprek tussen Achmea en [werknemer] plaatsgevonden. 2. Het standpunt van Achmea 2.1. Achmea heeft gesteld dat [werknemer] er aan heeft meegewerkt dat zij in strijd met de GIDI en de wettelijke voorschriften (die [werknemer] bekend waren) vanaf medio 2002 met een (zelfstandig) tussenpersoon ([x]) is gaan werken. Dit terwijl het [werknemer] bekend was dat [x] niet-bevoegd was. [werknemer] heeft zijn direct-leidinggevenden hiervan niet op de hoogte gesteld. [werknemer] heeft echter niet slechts éénmaal een fout begaan, maar hij heeft meermalen bewust de regels overtreden. Zo heeft [werknemer], nadat hem bekend was geworden dat een faillissementsaanvraag voor Finenzo (het bedrijf waar [x] administratief bij was ondergebracht) zou worden ingediend, het oogmerk gehad gelden aan het faillissement te onttrekken door de tenaamstelling van het rekening-courantnummer te wijzigen zodat (binnen Achmea) [x] B.V. als zelfstandig agent werd opgevoerd. Daarmee had Achmea zich schuldig kunnen maken aan het misdrijf van bedrieglijke bankbreuk. [werknemer] heeft nimmer met zijn leidinggevenden over de situatie rond [x] gesproken, maar heeft zelfs getracht te voorkomen dat zij van de problemen op de hoogte zouden geraken. 2.2. Hiermee heeft [werknemer] in strijd met de wet gehandeld. De handelwijze van [werknemer] weegt des te zwaarder, gelet op zijn positie binnen de organisatie van Achmea. [werknemer] was, in zijn hoedanigheid van commercieel manager, op de hoogte van de strengere regelgeving en het aangepaste beleid van Achmea. Daarnaast was [werknemer] zich bewust van de eventuele gevolgen die zijn handelwijze voor Achmea had kunnen hebben, hij had zich althans hiervan bewust moeten zijn. 2.3. [werknemer] heeft [x] in het kader van sponsoring een bedrag van € 1.500,00 toegekend. Vervolgens was [werknemer] van plan om op uitnodiging van [x] (en in strijd met de interne regels inzake relatiegeschenken) mee te gaan met een vijfdaagse zeiltocht. 2.4. Achmea is met betrekking tot de onderhavige kwestie op een zorgvuldige wijze te werk gegaan. Zo heeft Achmea [werknemer] willen horen. Achmea heeft [werknemer] tijdens de bespreking op 29 juli 2003 in de gelegenheid gesteld een eventuele rechtvaardiging te geven voor de verwijtbare gedragingen. [werknemer] wilde echter niet ingaan op de door Achmea gestelde vragen. 2.5. Het vorenstaande levert volgens Achmea primair een dringende reden op. Subsidiair heeft Achmea gesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, hetwelk een verandering in de omstandigheden oplevert die beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Voor toekenning van enige vergoeding aan [werknemer] is volgens Achmea geen plaats, nu de verstoorde arbeidsverhouding geheel te wijten is aan de handelwijze van [werknemer]. Met betrekking tot het variabel salaris heeft Achmea gesteld dat met [werknemer] is overeengekomen dat het variabel inkomen met ingang van 2003 is gemaximeerd tot € 20.000,00. [werknemer] heeft echter geweigerd de afspraak voor akkoord te ondertekenen. Voor zover er al rekening moet worden gehouden met het variabel inkomen, moet worden uitgegaan van een maximum van € 20.000,00 per jaar. 3. Het standpunt van [werknemer] 3.1. [werknemer] heeft gesteld dat hij zich niet verwijtbaar jegens Achmea heeft gedragen. [werknemer] heeft niet toegestaan dat er is samengewerkt met een niet bevoegde tussenpersoon. [x] heeft onder verantwoordelijkheid en de agentuurovereenkomst van Finenzo BV gewerkt. [x] zelf kon derhalve niet worden aangemerkt als tussenpersoon. Deze werkwijze hanteert Achmea vaker. Omdat [werknemer] echter complicaties voorzeg met betrekking tot de samenwerking met [x], heeft hij een bedrijfsjurist van Achmea ingelicht. Er is toen naar een oplossing voor de ontstane situatie gezocht. Ook heeft [werknemer] de situatie met zijn collega managers besproken. [werknemer] is derhalve zorgvuldig te werk gegaan en is geheel open geweest ten aanzien van de samenwerking met [x]. 3.2. [werknemer] heeft niet het oogmerk gehad om gelden te onttrekken aan het faillissement van Finenzo. De gelden op het rekening-courant behoorden toe aan [x]. Finenzo was het geld aan [x] verschuldigd. Er was derhalve sprake van een verplichte rechtshandeling. Daarnaast bleef de rekening gewoon geblokkeerd, zodat het geld beschikbaar bleef. Ook in deze situatie heeft [werknemer] zorgvuldig gehandeld door de situatie met de bedrijfsjurist van Achmea te bespreken, die geen problemen voorzag. Door de wijziging van het rekening-courantnummer ontstond er echter wel een directe relatie tussen Achmea en [x] waarop de GIDI en de interne regels van Achmea van toepassing waren. [werknemer] heeft dat onder ogen gezien en heeft actie ondernomen door [x] mede te delen dat de ontstane situatie moest worden herzien. 3.3. In het e-mailbericht van 6 juni 2003 aan de directeur van Achmea wordt reeds aangegeven dat er wellicht sprake is van roddel en achterklap. 3.4. Met betrekking tot de zeiltocht heeft [werknemer] gesteld dat iedereen binnen Achmea daarvan op de hoogte was. Het was een zeiltocht voor financiële dienstverleners, zodat het voor de hand lag dat twee buitenmedewerkers meegingen, namelijk [werknemer] en de accountmanager van [x]. Ook de sponsoring is niet bijzonder, aangezien [werknemer] een ruim budget had om doelen te sponsoren. [werknemer] had de vrijheid om voor veel grotere bedragen dan voor € 1.500,00 te sponsoren. Daarnaast was de direct leidinggevende van [werknemer] van de sponsoring op de hoogte en heeft deze daar nimmer bezwaar tegen gemaakt. 3.5. Achmea heeft niet zorgvuldig gehandeld. Zo heeft Achmea het voltallige personeel van de verdenkingen jegens [werknemer] op de hoogte gesteld. Het gesprek op 29 juli 2003 was volgens [werknemer] een schijnvertoning, aangezien Achmea op dat moment reeds het besluit had genomen om [werknemer] te ontslaan. Van toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor is geen sprake geweest. 3.6. [werknemer] concludeert dat er geen sprake is van een dringende reden. [werknemer] valt niets te verwijten.[werknemer] is wel van mening dat, gelet op de onterechte beschuldigingen, terugkeer naar Achmea voor hem in redelijkheid niet meer mogelijk is. [werknemer] heeft verzocht om toekenning van een vergoeding, gebaseerd op een correctiefactor van 3. [werknemer] heeft betwist dat tussen hem en Achmea is overeengekomen dat het variabel inkomen met ingang van 2003 zou worden gemaximeerd tot € 20.000,00. Het variabel inkomen vormt een vast onderdeel van het inkomen en komt ieder jaar terug. De hoogte hangt af van de target. Het gemiddelde variabele inkomen over de afgelopen drie jaar was € 31.413,74. 4. De beoordeling van het verzoek 4.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod. 4.2. De kantonrechter zal hierna in de eerste plaats een oordeel geven ten aanzien van de primaire grondslag van het verzoek, namelijk het bestaan van een dringende reden. Daaromtrent wordt als volgt overwogen. In beginsel zal het door een werknemer in strijd handelen met interne gedragsregels een dringende reden op kunnen leveren, met name in gevallen als de onderhavige waarin er sprake is van een streng extern toezicht op de naleving van die regels en schending van die regels ingrijpende gevolgen met zich mee kunnen brengen. In het onderhavige geval acht de kantonrechter, gelet op de omstandigheden van dit geval, evenwel geen dringende reden aanwezig. Weliswaar heeft [werknemer] wellicht verwijtbaar gehandeld, doch gebleken is dat dit handelen incidenteel is geweest. Daarnaast is niet gebleken dat Achmea, ten gevolge van dat handelen, (substantiële) schade heeft geleden. De kantonrechter overweegt voorts dat niet gebleken is dat er sprake is geweest van eigen gewin aan de zijde van [werknemer]. Ook is gebleken dat het niet slechts [werknemer] is geweest die onjuist heeft gehandeld, doch dat ook andere medewerkers van Achmea bij de onjuiste handelwijze waren betrokken. Ter zitting is namens Achmea verklaard dat deze medewerkers allemaal een mildere sanctie opgelegd hebben gekregen. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter, mede gezien de lange en kennelijk onberispelijke staat van dienst van [werknemer], geen sprake zijn van een dringende reden. 4.3. Ook het enkele feit dat [werknemer] [x] heeft gesponsord en mee zou gaan met een zeiltocht, levert nog geen dringende reden op nu Achmea zelf heeft gesteld dat [werknemer] de zeiltocht heeft afgezegd. 4.4. Door [werknemer] is erkend dat terugkeer naar Achmea niet (meer) tot de mogelijkheden behoort. Dit levert naar het oordeel van de kantonrechter een zodanige wijziging in de omstandigheden op dat ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen. 4.5. De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer], in verband met deze ontbinding, een vergoeding toekomt. Bij het bepalen van de vergoeding heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat Achmea te snel tot beëindiging van de met [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst heeft willen overgaan. Dit terwijl de overige betrokkenen mildere sancties hebben gekregen. Niet valt in te zien waarom [werknemer] geen andere, minder vergaande disciplinaire maatregel is opgelegd. Daar komt bij dat naar het oordeel van de kantonrechter Achmea onvoldoende aandacht heeft gehad voor de gevolgen welke de onderhavige maatregel voor [werknemer] met zich mee zou brengen. Dat de arbeidsovereenkomst thans moet worden beëindigd is dan ook voor een groot deel aan de (wat al te voortvarende) handelwijze van Achmea te wijten. Anderzijds is de kantonrechter van oordeel dat [werknemer] de ontstane situatie zelf mede in de hand heeft gewerkt. [werknemer] is niet voldoende kordaat opgetreden ten aanzien van de (niet toegestane) samenwerking met [x]. De verwijtbaarheid ligt derhalve niet geheel aan de zijde van Achmea. 4.6. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding zal de kantonrechter, ten aanzien van het variabele salaris, uitgaan van het gemiddelde van dat salaris over de afgelopen drie jaar. De stelling van Achmea, dat met [werknemer] een maximum van € 20.000,00 per jaar is overeengekomen, is door [werknemer] betwist. Deze stelling is ook niet nader onderbouwd, zodat daaraan voorbij moet worden gegaan. 4.7. De kantonrechter is van oordeel dat toekenning van een vergoeding van bruto € 785.000,00, gelet op vorenstaande omstandigheden, alsmede de duur van het dienstverband van [werknemer] en diens laatstelijk verdiende salaris, als billijk moet worden beschouwd. 4.8. Gezien het vorenstaande dient aan Achmea, gelet op het bepaalde in artikel 7:685, negende lid, BW een termijn te worden gegund om haar verzoek in te trekken. 4.9. Ten slotte acht de kantonrechter termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen op na te melden wijze te compenseren. BESLISSING De kantonrechter: stelt Achmea in de gelegenheid haar verzoek uiterlijk op 7 januari 2004 in te trekken; en zo zij daartoe niet (tijdig) overgaat: ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 8 januari 2004; kent aan [werknemer] ten laste van Achmea ter gelegenheid van voornoemde ontbinding een vergoeding toe ten bedrage van bruto € 785.000,00 (zegge: zevenhonderd vijfentachtig duizend euro); compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek. Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2003 door mr. A. van der Meer, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier. c 145.